top of page

TROUW: Mathilde Wantenaar componeert alsof ze een brood kneedt Uit welke hersenkrochten toveren kunstenaars hun ideeën tevoorschijn? Schrijvers, schilders, componisten en andere scheppers geven deze zomer een kijkje in hun bovenkamer. Vandaag componist Mathilde Wantenaar. Een klassiek muziekstuk componeren is eerst en vooral hard werken, uren maken, maten en akkoorden schrijven, vertelt componist Mathilde Wantenaar (1993) over haar vak. Dat harde ploeteren doet ze op een bescheiden plek, 4 hoog in Amsterdam-Oost. De achtentachtig toetsen van een vleugel als elektronisch keyboard onder handbereik, evenals dat andere toetsenbord, van de computer. Een 'echte' piano staat om de hoek van het muurtje. Hard werken is het dus, maar je moet ook geluk hebben, preciseert Wantenaar. Geluk dient zich aan als een goed motief of een mooie melodie. "Op zo'n moment word ik totaal het maakproces ingezogen. Ik ga ermee naar bed en ik sta ermee op. Mijn brein is de hele dag met die compositie bezig, en ook in de nacht gaat het door. Je gaat op een vrije manier fantaseren en ik kan me dan echt verheugen op het proces dat volgt. Het gevoel dat het stuk na dit begin nog alle kanten op kan gaan, nog van alles kan worden, is heerlijk. Maar er is helaas een keerzijde van die medaille. Ik kan er soms zo monomaan mee bezig zijn dat alles van zo'n nieuwe compositie me na een tijdje gaat tegenstaan, dat ik steeds vaker denk: 'Het is echt helemaal niks wat ik gemaakt heb'. En dan ineens, tijdens het tandenpoetsen of zo, krijg je die ene ingeving die je uit de impasse haalt." Vliegende start Wantenaar is een van de succesvolste componisten van Nederland. Op jonge leeftijd maakte ze al muziekstukjes, die haar vader voor haar op muziekpapier noteerde. Toen het Asko Schönberg-ensemble op Wantenaars middelbare school een compositieproject deed, werd onder andere ook haar stuk uitgekozen én vervolgens gespeeld in de Kleine Zaal van het Concertgebouw. Wantenaar besloot daarop naar het Conservatorium van Amsterdam te gaan waar ze bij Willem Jeths en Wim Henderickx compositie studeerde. In 2019 kreeg haar carrière een vliegende start toen ze eervolle opdrachten kreeg van het Rotterdams Philharmonisch Orkest en De Nationale Opera. Haar Rhapsody for Piano and Strings, geschreven in opdracht van Daria van den Bercken en de Piano Biënnale, ging dit jaar in première en kreeg fantastische kritieken. In een live gesproken toelichting voorafgaand aan die première vertelde Wantenaar dat het hoofdthema van de Rhapsody al jaren in haar hoofd had gezeten, en dat ze het nu eindelijk een plek had kunnen geven. Dat roept de vraag op hoe zo'n melodietje in haar brein terechtkomt, en wanneer het juiste stuk zich aandient waarin je die ingeving kunt gebruiken. Motiefje "Ik zit heel vaak achter de piano te pingelen", legt Wantenaar uit. "Ineens kan er dan een bepaald akkoord ontstaan, of een motiefje, een thema, een melodie. Het kan echt van alles zijn. Door het steeds maar te herhalen, ontwikkelt zo'n akkoord of motief zich. Je bent eigenlijk een brood aan het kneden." Zo ontstond het thema dat nu in haar Rhapsody zit. "Het thema bleef voor het stuk waar ik toen aan werkte als het ware over. Ik kon het nergens inpassen. Maar het bleef al die jaren in mijn hoofd rondzingen, en speelde het zo nu en dan. Je hebt als het ware een laatje in je hoofd en in dat laatje ligt dan dat krabbeltje opgeslagen. Ineens dient zich dan een compositie aan waarin dat krabbeltje voor jouw gevoel precies op zijn plek valt." Monomaan bezig zijn heeft ze ook met andere dingen. "Het zit kennelijk in mijn karakter. Zo heb ik pas sinds kort een smartphone. Voorheen wilde ik er niet aan omdat ik dacht dat het alleen maar afleidde. Ik ontdekte dat je op die telefoon via de Duo Lingo-app Japans kunt leren. Daar stort ik me dan op en nu ben ik er helemaal verslaafd aan." "Als ik componeer moet ik mijn tijd afbakenen, en niet afgeleid raken. Als je dan heel gedisciplineerd achter de piano gaat zitten, vind je altijd wel wat, is mijn ervaring. Je moet met je materiaal spelen, en uiteindelijk komt het. Het werkt meestal zo: als ik iets te pakken heb, heeft het tegelijk ook mij te pakken, want de vondst laat me niet meer los. "De inspiratie vind je in de muziek zelf. Of in een poëtisch idee, niet in mijzelf als persoon. Ik zie mezelf niet als heel interessant of relevant. Ik ben meer een doorgeefluik en een maker. Mijn persoonlijke ervaring, smaak en vaardigheid zijn wel van belang. Ze zijn bepalend voor hoe het uitpakt, maar niet de kern waar het om draait. Een beginpunt daarvoor kan iets zijn waardoor je geraakt wordt, een bestaand muziekstuk bijvoorbeeld, of een fragment als ik aan het improviseren ben, of als ik per ongeluk een 'verkeerd' akkoord aansla. Zo'n akkoord waardoor ik verrast word. Die klank wordt dan iets dat je wilt aanraken. Het eerste gevoel dat je door iets gegrepen wordt is zo vreugdevol. Is dat goddelijke ingeving? Of gewoon hard werken? Het is allebei. Dat je in het bos loopt en ineens een ingeving uit het niets krijgt? Daarin zit zeker waarheid, maar daarna moet je ermee aan de slag om er muziek van te maken." In de beginperiode van haar carrière als componist was Wantenaar veel te fanatiek, bekent ze. De balans was in die tijd helemaal zoek. Ze vertelt dat ze vroeger veel in de nachtelijke uren werkte. Ze houdt van de magie van de nacht, maar de verhalen over de stille en prikkelarme nacht als bron van inspiratie heeft ze niet echt ervaren. Dan eerder het einde van de dag, de invallende schemering, als de vogeltjes nog even zingen. Het einde van de dag brengt een soort ontspanning, en als er ontspanning is dan kan de inspiratie haast vanzelf komen. "Vroeger was ik veel ongedwongener. Dat mis ik enorm. Ik mis vooral de vanzelfsprekendheid waarmee ik dingen kon doen. Ik ben nu bijna dertig jaar, en mijn prioriteit is nu om beter voor mijn lichaam te zorgen. Meer pauzes, meer bewegen, een goede nachtrust. Dat constant onder druk staan daar heb ik geen zin meer in. "Het gevoel dat er een pistool tegen mijn hoofd wordt gehouden met de boodschap: 'Nu MOET het komen!' Ik begrijp nu beter dat er een tegenstelling is tussen 'moeten' en 'willen'. Ik wil mijn uren maken, omdat mijn disciplinegevoel groot is, maar ik doe andere dingen tussendoor. En dan nog gebeurt het soms dat ik boven aan de trap sta om weg te gaan, om iets anders te gaan doen en dat ik ineens de inspiratie voel. Dan ga ik wel meteen terug ja. De fantasie is toch het werktuig waarmee je een stuk bouwt. "Als je uren maakt, dan maak je als vanzelf vooruitgang. Drie goede maten kunnen je al verder helpen. Ik ben ook weleens veel eerder klaar dan ik vooraf dacht nodig te hebben hoor, al is het meestal andersom. Wanneer je klaar bent? Als een stuk af is, heel eenvoudig. Maar af betekent niet dat er geen noot meer aan veranderd mag worden. Ik herschrijf geen stukken, maar pas tijdens het repetitieproces wel kleine dingen aan. "Een componist die niet achter zijn stuk staat, dat snap ik niet. Als het af is moet ik mijn stuk steunen en het de wereld in helpen. Twijfel is er altijd, en je gaat tijdens het compositieproces van totale euforie naar 'dit is helemaal niks'. Er zit steeds meer emotie en tijd in zo'n compositie, het groeit en het groeit. Het daarna loslaten is wel moeilijk." Tijdens het componeren verzamelt Wantenaar stukjes materiaal. Ze zoekt naar sfeer, naar een bepaalde richting. "Het zijn puzzelstukjes die bij elkaar horen, alleen heb je nog geen idee hoe ze in elkaar passen. En plotseling vallen die stukjes op hun plek. Dat is zo'n mooi eurekamoment. Natuurlijk moest dat stukje daar komen, denk je dan, waarom zag ik dat niet eerder? Over de balg "De vorm die een stuk moet krijgen is een begrenzing, en dat is goed. Ik werk nu aan een Accordeonconcert voor Vincent van Amsterdam. De bezetting, dus welke instrumenten meespelen, staat vast, evenals de tijdsduur. Binnen dat stramien ben ik vrij om te doen wat ik wil. Ik kan er een lang stuk van maken, of het opsplitsen in verschillende, contrasterende delen. Ik vraag me daarna van alles af. Wat is er uniek aan de accordeon? Wat voor sfeer past erbij? Natuurlijk spreek je met de solist, en Vincent gaf al een paar antwoorden. Hij houdt bijvoorbeeld van melancholische, Russische muziek. Dus dat geeft een aanknopingspunt. "Vervolgens ben ik gaan nadenken over de balg van de accordeon, daar waar de lucht geproduceerd wordt die het geluid veroorzaakt. Die accordeonbalg vind ik ontzettend mooi. Het ziet er zo theatraal uit. Het instrument is op een bepaalde manier een buitenbeentje, maar ook een verhalenverteller. Als een troubadour. Een accordeon kan vanwege die balg openvallen als een boek. Dus bij het begin van het stuk opent het boek zich, aan het slot gaan de kaften weer tegen elkaar. Hoeveel lucht laat je die balg produceren, welke tongetjes worden er dan binnenin aangesproken, en welk geluid komt eruit? Dat associatieve proces is heel belangrijk voor mij. "Die eerste repetitie van je nieuwe stuk! Daar kom je met een existentiële crisis vandaan. Veel musici willen de componist er daarom niet bij hebben die eerste keer. Soms is het meteen goed, en het belangrijkste is als de musici erdoor geïnspireerd zijn. Dat voel je, en dat geeft vreugde. Je geeft toch iets weg, je hebt een geschenk gemaakt, en dan wil je dat het gewaardeerd wordt. En dat het doorgegeven wordt. "Ineens realiseer ik me dat de persoon of personen voor wie je iets schrijft ook een bron van inspiratie zijn. Je wilt als componist iets maken dat universele waarde heeft, maar tijdens het maken moet ik onbewust of bewust toch aan de musici denken voor wie ik het maak." Wantenaars Accordeonconcert gaat op 8 december in wereldpremière in Wenen en beleeft de Nederlandse première in maart met het Residentie Orkest in Amsterdams en Den Haag. De opera 'Een lied voor de maan', naar een verhaal van Toon Tellegen, is vanaf 22 oktober opnieuw te zien bij De Nationale Opera. Peter van der Lint, Trouw, 2 August 2023

DE GROENE AMSTERDAMMER: De muziek moet het zeggen; Klassieke muziek Mathilde Wantenaar Ze schrijft tonaal, lyrisch, en opmerkelijk bedreven voor orkest. Voor Simone Lamsma schreef de Nederlandse componiste Mathilde Wantenaar een vioolconcert. Opeens was ze er, Mathilde Wantenaar. Jaargang 1993, instrumenten cello en piano, en haar stem. Gestudeerd bij Willem Jeths en Wim Henderickx, jong opgevallen en vroeg ingedaald. Ze schreef voor koor, ensembles, soms voor theater en, opmerkelijk bedreven, voor symfonieorkest. Daar staat ze niet alleen in. Het symfonische lijkt hier een kleine renaissance te beleven. Voor Wantenaars generatiegenoten Rick van Veldhuizen, Jan-Peter de Graaff, Karmit Fadael of Christiaan Richter is na een halve eeuw Hollandse ensemblecultuur het orkest weer een thuishaven. Zijn lyriek en tonaliteit in het postmoderne muzieklandschap niets bijzonders meer, het gemak van schrijven en van klank ontdekken was dat bij deze componiste heel erg wél. Sprookjes voor viool en piano was teder zonder valse schaamte. Het mysterieuze coloriet van de Prélude à une nuit américaine (2019) voor orkest bracht een verjongd impressionisme met de poëtische precisie van de dagdroom. Het stroomde vrij en onverveerd, niet bedacht maar innerlijk ervaren. Nachtmuziek (2019), bewerking voor strijkorkest van haar Octet (2017) voor twee strijkkwartetten, was een ruisende tussentoestand, licht in het donker, de gediviseerde strijkers stemmig fin de siècle. Niets klonk geïnstrumenteerd, gedacht vanuit een ander coloriet dan je hoorde. Het debussyiaanse, als je het zo mag noemen, manifesteerde er zich niet als een pastiche-achtig nadoen maar als vrijmoedig volgen van dat spoor. Wantenaar kan klank laten zweven, melodieen zingend laten zwerven. Een werk voor basklarinet heet veelzeggend Dwalende melodie (2015). Zoals een meerstemmig stuk van haar hand 'Dwalende harmonie' had kunnen heten. Harmonie, tonale harmonie, het zowel meest dwingend sturende aspect van de muziek als het meest magische, het vragende dat tijd en ruimte naar believen laat verstarren en bewegen. Eindeloos fascinerend, zegt ze, 'hoe je een noot kunt plaatsen en daar een andere noot zo tegenaan kunt zetten dat de noot die er eerst was van kleur verandert zonder dat het een andere noot wordt. Het is de druppel inkt die in het water alles van kleur laat veranderen.' Conventioneel? Wie haar zo wil noemen, moet dat volgens haar vooral doen. Ze ziet niet in waarom muziek van vijftien jaar geleden relevanter is dan muziek van een eeuw oud. In de orkestwerken van Wantenaar hoorde je naast de harmonische gelaagdheid nog iets anders gisten: de mimische expressie van theater, lyrisch theater. Zo kwam er in 2019 een opera, Een lied voor de maan . Een kinderopera, als zoiets bestaat, naar een sprookje van Toon Tellegen. Gecomponeerd in opdracht van een imposante coalitie, waaronder De Nationale Opera, de Brusselse Munt, Opera Zuid en het Festival d'Aix-en-Provence. Mooi, eenvoudig, diep verhaal. Mol komt bovengronds, ziet de maan verdrietig kijken, probeert hem op te beuren met een lied en wat er dan gebeurt wordt de opera. Een stuk over muziek dus eigenlijk, over contact maken. Alles liep prachtig. De repetities waren op toeren, de première naderde. Toen kwam de covidramp. 'Ze kwamen letterlijk tijdens een repetitie binnen en zeiden: "Laat alles maar uit je handen vallen, het is over."' Daarmee begon een tijd waarin de kunstenaar veroordeeld was tot acceptatie van een lot dat ook een zelftest werd: hij bestond, maar hij bestond niet meer. De kunstenaar, die in de metaforische gedaante van de mol in de gestrande opera, al kwam dat goed, juist leeft van het contact met anderen. Die een eenzaam maangezicht probeert te troosten met een lied. Wat de overheid in tijd van nood ook voor de culturele sector heeft betekend, die momenten van verlorenheid bleven hangen. Wantenaar raakte gedeprimeerd. Het was meer dan de covid-crisis. Te veel hooi op de vork. Een zangstudie erbij, jaren heel hard gewerkt. De druk was te groot, de druk op een talent van wie de naam ineens op ieders lippen lag. De druk die ze als componiste ontweek door consequent onder een steen te leven. Daar heeft ze iets van opgestoken. Dat splendid isolation geen oplossing kan zijn voor een probleem dat haar en tijdgenoten zowel comfortabel als vermoeiend parten speelt, helemaal wanneer een virus alle wegen naar de buitenwereld afsnijdt. Dan komt de innerlijke confrontatie met de tijd waarin alles kan en mag in een cultuur zonder onleefbare esthetische taboes, dus het verhaal van duizend wegen waarvan er niet één meer lineair naar Rome lijkt te leiden. Daar zit je dan op je Amsterdamse zolderkamer moederziel alleen die ene stem te zijn in dat totaal versnipperde cultuurlandschap. Ze kwam er overheen, en moet nu denken aan de Britse componist en dirigent George Benjamin. 'Die zag componisten nu allemaal op hun eigen eilandjes zitten. Iedereen is daar vrij is om te doen wat hij wil, maar blijft op zijn eiland. Dat kan in die zin eenzaam zijn dat er niks is om je tegen af te zetten of bij aan te sluiten. Ik ben blij dat ik nu leef, maar ik denk ook aan de eenzaamheid en verlorenheid die vrijheid met zich mee kan brengen.' Tegen dat gevoel van nietigheid is maar één remedie; de onbevangen scheppingsdrang niet te hinderen met mitsen en maren. 'Dat je gewoon probeert iets moois te maken dat je genoeg de moeite waard vindt om met anderen te delen.' Maar wil een kunstenaar uiteindelijk niet monomaan iets groots tot stand brengen? Wantenaar is er ambivalent over: 'Het idee om excellentie na te streven en daar heel ver in te gaan spreekt me aan. Maar de houding van waaruit je dat doet moet je ook tegen de gevolgen beschermen. Als je het heel belangrijk vindt wat je doet, kun je helemaal dichtklappen. Ik denk dat ik daar een ontwikkeling in heb doorgemaakt. Toen ik in het begin van mijn conservatoriumtijd heel onzeker was, maakte ik me klein, maar achteraf denk ik dat dat misschien ook een soort arrogantie was. Je hebt het idee dat je het heel goed moet kunnen, dus je hebt blijkbaar toch een hoge pet op van jezelf. En daardoor ga je dus gebukt onder de angst dat je niet kunt voldoen aan eisen waarvan je blijkbaar denkt dat het redelijk is om ze jezelf op te leggen. Het wordt zelfoverschatting als je de lat voor jezelf hoger legt dan voor anderen. Daar zit of zat bij mij een soort tegenstrijdigheid. Aan de ene kant vind ik het heel belangrijk wat ik doe, en ik wil het graag helemaal goed doen - maar als ik het te veel ga zitten opblazen kan ik niet meer in vrijheid schrijven. Daarom moet je die onbevangenheid en naïviteit, dat kleine, als een soort bescherming bij je houden, er ruimte voor maken.' Het is de ruimte, zegt ze, die je sowieso nodig hebt om te ontdekken wat in samenspraak met jou je noten willen. 'Want dat is componeren natuurlijk ook: het kunnen laten ontstaan. Ik moet altijd denken aan Stravinsky, die in zijn Poetics of Music het componeerproces ongeveer omschrijft zoals die mol van mij, een diertje dat aan het graven en zoeken is naar iets, en niet goed weet waar hij naar zoekt tot hij het vindt en denkt: o wat een mooi akkoord, wat een mooie maan.' Maar dan stuitte ze vroeger op de eigen, hooggestemde meetlat die haar innerlijk verlamde. 'Later, toen ik na mijn compositiestudie die zangstudie ging doen, heb ik bewondering gekregen voor mensen die echt goed en zelfverzekerd waren, maar tegelijkertijd ervoor uit durfden te komen dat ze bepaalde dingen niet konden. Ik vind dat een gezonde en liefdevolle houding naar jezelf toe. Ik denk dat dat ook zo belangrijk is omdat voor mij een groot deel van het componeren een mentaal gevecht is om überhaupt in staat te zijn tot schrijven. Aan de ene kant zijn het allemaal bijzaken, dus je ego en wat je denkt dat anderen van je vinden, maar je moet wel een goede manier vinden om je ertoe te verhouden, zodat je je op de hoofdzaak kunt concentreren.' Dat: in dialoog met wat ze hoort, met wat zich denkend en voelend en spelend aandient. In haar nieuwe vioolconcert voor Simone Lamsma wees het eerste thema van het eerste deel de weg per aspera ad astra . Het is een 'langzame, glijdende, octotonische melodie', cantabile misterioso , waarin kleine en grote terts ondefinieerbaar melancholisch alterneren. Ze hoorde er zowel 'iets zangerigs en zwoels' als iets dreigends in. Uit die polariteit groeide een stuk waarin het licht na veel conflict en worstelingen zegeviert, nadat in de finale de donkere krachten van het eerste thema voorgoed zijn verslagen. Het werk begint zangerig en zacht, wiegend in drie- en zeskwartsmaat. Een zacht tokkelende harppartij, soms in dialoog met de solist, bekrachtigt de lyrische grondtoon, grazioso en dolce innocente . Dan duikt het orkest lugubre de laagte in. Nerveuze triolen verdrijven dreigend, minaccioso , de aura van onschuld. Geagiteerd schiet de solist glissando een octaaf omhoog. Voor het eerst piekt een tot dan toe gedempt orkest fortissimo . Dan begint een woordloos lijden, cantando lamentoso . Volgt een cadens die bij wijze van synopsis het hele spanningsveld nog eens aftast, van appassionata tot dolce doloroso. In het extreem langzame, uiterst zachte tweede deel zwijgt de viool bijna geheel. Fluisterzacht gespeelde secundenclusters van hoorns en trompetten blazen in het oog van de storm mysterie in de broeierige atmosfeer. Wantenaar laat de solist na de rollercoaster van het eerste deel bewust stilvallen. Vrijwel emotieloos speelt ze één lange, uitgeputte toon. Tot ze zich in de finale, cantabile danzante, geleidelijk herpakt, terug in het licht maar nog steeds poco triste , tot de terugkerende levenskrachten richting slotrally haar en iedereen bevleugelen. Denkend aan wat Mathilde Wantenaar als componiste doormaakte, zou je er een autobiografische geschiedenis in kunnen horen. Zo is het niet, zegt ze. Haar muziek vertelt, maar niet met woorden, en geen specifiek verhaal. De voordrachtsaanwijzingen benoemen weliswaar subtiel de sfeer, de muziek moest het zeggen. En graag zonder vergroving en loze luidruchtigheid. Dit moest een echt, substantieel vioolconcert worden, zegt Wantenaar, en Simone Lamsma had haar op het hart gedrukt haar aan het werk te zetten, maar ze heeft gezocht naar een goede balans tussen intiem en vol. De emoties mochten niet te groot worden. Want dan, zegt ze, beschadig je de breekbaarheid. En zie: ook dit stuk zweeft. Bas van Putten, De Groene Amsterdammer, 15 september 2022

TROUW: ‘Dit ís een echte opera!’, zegt Mathilde Wantenaar over haar kinderopera. Je hoeft echt geen concessies te doen als je voor kinderen componeert, vindt Mathilde Wantenaar. Haar kinderopera Een lied voor de maan, gebaseerd op een verhaal van Toon Tellegen, gaat zondag in première. Naar wat voor kinderliedjes ze vroeger zelf luisterde? Daar moet componist Mathilde Wantenaar (27) even over nadenken. “We hadden altijd een huis vol muziek. Mijn moeder is zanglerares, mijn vader speelt accordeon. We maakten voornamelijk muziek met elkaar, waarbij ik dan zong, en wat later op mijn gitaar of cello meespeelde. Maar kinderliedjes van vroeger? O ja, we zongen veel uit het liedjesboek Ja Zuster, Nee Zuster liedjes van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink.” De vraag lijkt belangrijk voor iemand die een opera voor kinderen vanaf 6 jaar heeft geschreven. Want is het niet zo dat je je dan als componist in de wereld van kinderen moet onderdompelen? Inclusief al die liedjes? “Ik doe tijdens het componeren geen concessies, ook al is het voor kinderen. Opera voor hen is niet heel anders dan opera voor volwassenen. De muziek is misschien iets anders van sfeer, maar dat ligt aan de omgeving, de context, waarvoor je die muziek schrijft. In dit geval dus bij Een lied voor de maan van Toon Tellegen. Je past je schrijfwijze automatisch aan die tekst aan. De verhalen van Tellegen ademen sowieso al een bepaalde sfeer die aansluit bij kinderen. Het is zo’n mooie taal, eenvoudig en poëtisch tegelijk. Tellegen kan met weinig woorden heel veel zeggen. En weinig woorden, dat is voor opera een heel belangrijk uitgangspunt. Want in opera duurt alles vanwege de muziek drie keer zo lang, dus een bondige tekst helpt je als componist enorm.” Romance tussen wolf en schaap Wantenaar heeft in haar jonge jaren de drempel bij de opera niet platgelopen, bekent ze, maar ze herinnert zich nog wel levendig een voorstelling van Janáceks Het sluwe vosje bij De Nationale Opera, waar haar ouders haar mee naar toe namen toen ze een jaar of twaalf was. “Het fantastische decor, de muziek, en al die bizarre dieren op het toneel. Een geweldig mooie, dansende libelle bijvoorbeeld, de drukdoenerige kippen en al die leuke kleine vosjes. Het maakte een onuitwisbare indruk op me. In een kleiner theater zag ik als kind ooit ook een voorstelling over een romance tussen een wolf en een schaap in een prachtig winterlandschap. Ik herinner me de betovering en het gevoel dat ik als kind in die wereld wilde opgaan. Ach ja, ik ben nog steeds een groot kind geloof ik. “Toen ik 9 jaar was, verzon ik al stukjes op de piano. Mijn eerste composities. Die sloeg ik dan heel goed in mijn hoofd op, en speelde ze later voor mijn vader, die ze dan voor me opschreef. Daarmee heb ik een goed geheugen voor noten ontwikkeld. Op de middelbare school kon ik goed leren, en wilde scheikunde of industrial design gaan studeren. Maar toen was er een project op school met de musici van Asko|Schönberg. Je kon muziekstukjes voor hen schrijven. Mijn stuk werd uitgekozen en gespeeld in de Kleine Zaal van het Concertgebouw. Ik vond het fantastisch, en zo is het gekomen dat ik naar het conservatorium ging. Ik wilde geen leven vol van spijt.” Sinds haar compositie-opleiding aan het conservatorium werd ze gegrepen door het operagenre. Ze ventileert haar bewondering voor Rimsky-Korsakovs opera De legende van de onzichtbare stad Kitesj, die ze in die periode zag. Helemaal in de ban van dat grote sprookjesbos met die enorme bomen op de bühne, was ze. En nu heeft ze dan zelf een soort sprookjesopera gemaakt met dieren in de hoofdrol: een mol, een krekel, een aardworm, een sprinkhaan, een kikker en drie muizen. Muziekles van de krekel “Het European Network of Opera Academies organiseerde een workshop voor jonge makers. De Nationale Opera nodigde mij uit om daar aan mee te doen. De workshop ging over opera maken voor een jong publiek. Makers kwamen daar hun ervaringen delen, en daar ontmoette ik Béatrice Lachaussée, nu de regisseur van Een lied voor de maan. We hebben toen een week met zangers onze schetsen kunnen uitvoeren voor een klasje met kinderen. Zo ontzettend leuk en lief. Zo is de opera ontstaan. “Ik ben heel dicht bij de tekst van Tellegen gebleven, die ik samen met dramaturg Willem Bruls heb bewerkt. In de muziek komen aria-achtige stukken voor, maar het is verder helemaal doorgecomponeerd. Onder alle teksten klinkt muziek. Ik heb iets ingegrepen in het verhaal omdat ik de mol zelf het lied wilde laten herschrijven. Zijn eerste liedje voor de maan is niet gelukt, de maan blijft droevig. In Tellegens verhaal is het niet de mol, maar de krekel die de muziek aanpast, maar dat vond ik als componist niet kunnen. Dus heb ik dat veranderd: de mol krijgt muziekles van de krekel, raakt geïnspireerd en herschrijft het lied. “Zodoende is de les van de krekel, de aria Met muziek kun je alles maken, gebaseerd op een andere tekst van Tellegen, de kern van de opera geworden. En dan is er nog de moed van de sprinkhaan en de andere dieren voor nodig om het lied daadwerkelijk opnieuw uit te voeren. Voor het drama is het goed dat er wat te verliezen is. Zal het nu wel lukken om de maan te laten stralen, of blijft de mol voor altijd onder de grond? ‘Opera smaakt naar meer’ “Omdat de mol een nachtdier is, en als karakter wat weemoedig, wilde ik in het orkestje per se een altfluit en een bassethoorn hebben. Die maken zo’n prachtig warm en droef onder-de-grond-geluid. En ik ben blij met mijn bosje strijkers, en met mijn gitaar. Met een akoestische gitaar kun je goed een stem begeleiden, er zit een beetje jazz in, en je krijgt er een singer-songwriter-associatie. Dat laatste past weer mooi bij het verhaal.” Ooit nog eens een echte opera maken? “Dit ís een echte opera!”, zegt Wantenaar verontwaardigd. “Voor kinderen, maar ook voor volwassenen, net als de verhalen van Tellegen. Opera smaakt voor mij absoluut naar meer. Het drama-element ervan en de psychologie van de karakters, het spreekt me enorm aan.” Peter van der Lint, Trouw, 19 maart 2021

HET PAROOL: Componist Mathilde Wantenaar: ‘Je mag in mijn stukken horen wat je wilt. Elk gevoel is legitiem’ Toen violiste Simone Lamsma door de NTR ZaterdagMatinee werd gevraagd van wie ze een nieuw vioolconcert zou willen spelen, was het antwoord klip en klaar: Mathilde Wantenaar. ‘Ik had geen idee dat een vioolconcert van mij op haar verlanglijstje stond.’ De opdracht voor het vioolconcert kwam voor de jonge componist als een welkome verrassing. “Een fantastische kans. Zij speelt schitterend,” zegt Mathilde Wantenaar (1993) over violist Simone Lamsma. De compositie is overigens niet speciaal toegespitst op Lamsma’s spel, maar is organisch ontstaan. “Zij voelt zich aangetrokken tot mijn muziek, dan vertrouw ik ook op mijn intuïtie. Maar ik heb wel veel aan haar gedacht. Ik ben geïnspireerd door wat zij speelt, dus er is zeker sprake van een uitwisseling en wederzijdse inspiratie.” Wantenaar is op een ander niveau altijd wel bezig met de musici die haar stukken spelen. “Het inspireert mij om te denken aan de musici die mijn muziek gaan uitvoeren. Ik wil muziek schrijven die uitnodigt om te musiceren.” Na maandenlang aan een stuk gewerkt te hebben kan het moeilijk zijn het uit handen te geven, maar de verbinding met de musici maakt dat loslaten ook mooi. “Componeren is voor het grootste deel heel eenzaam. Op het moment dat je jouw compositiebubbel verlaat, nodig je andere mensen uit hun muzikaliteit en interpretatie erin te leggen en het naar een hoger plan te tillen.” Ook is Wantenaar zich zeer bewust van het publiek. “Een docent zei eens dat je als componist op drie verschillende stoelen moet zitten: op die van de componist, de muzikant en het publiek.” Wantenaars muziek is dan ook niet alleen een uitnodiging aan de musici om hun muzikaliteit te laten vieren, maar ook aan het publiek om hun fantasie op de muziek los te laten. “Ik zie muziek als het vertellen van een abstract verhaal. Je neemt je luisteraars mee door verschillende kleuren, sferen en texturen.” Deze elementen creëren vervolgens een spanningsboog en richting voor de luisteraar. “Het is een deur die je opent, met de uitnodiging om binnen te komen.” Nieuwe wereld Zo belooft het nieuwe vioolconcert een avontuur te worden. Het bestaat uit drie delen: een klassieke vorm, elk met een eigen karakter. “Het eerste deel is een spel van licht en donker. Het heeft iets zwoels, maar tegelijkertijd iets dreigends. Het tweede deel is een rustpunt, waarin we helemaal leeglopen. Daar zit een zachtheid en droefheid in. Het laatste deel is speels en onbevangen. Het eindigt vol bravoure, uitbundig en feestelijk.” Een specifieke emotie heeft Wantenaar met dit stuk niet willen overbrengen aan het publiek, vertelt ze. “Iedereen mag erin horen wat ze willen. Alle gevoelens zijn legitiem.” Wel hoopt ze dat de toehoorders samen een reis doormaken. “Ik vind dat zo schitterend. Dat moment waarop alles samenkomt: de compositie, de musici, het publiek, in een zaal die daar speciaal voor is gebouwd. Daar zitten we dan met z’n allen, klaar om trillende lucht te laten binnenkomen. Dat heeft iets magisch. Als je reist gaat er een nieuwe wereld voor je open; zo is het ook als je de concertzaal binnenstapt.” Britt van Klaveren, Het Parool, 22 september 2022

BUMA CULTUUR: Het leven van Buma Classical Award winnares en componist Mathilde Wantenaar En de Buma Classical Award gaat dit jaar naar… componist Mathilde Wantenaar! BumaStemra ziet bij haar jaarlijkse terugblik op de inkomsten uit auteursrecht dat de 30-jarige Amsterdamse als jonge vrouw uitsteekt boven een overwegend ouder en mannelijk veld van componisten en arrangeurs. Veel werk uitgevoerd, veel nieuw werk geschreven en op 8 december was er ook een opvallende première van haar accordeonconcert in Wenen: hoog tijd om haar op te zoeken in haar appartement in Amsterdam-Oost, waar het meeste van die muziek geschreven werd. Zelf doen Mathilde Wantenaar maakt het liefst alles zelf. Of het nou de kruidige cake uit de oven is die haar hele huis doet geuren, de donkerblauwe blouse die ze met behulp van naaipatronen probeert te maken aan haar keukentafel, of haar woning zelf, die ze van een kale zolderetage met afgebladderde muren omtoverde tot een licht, vriendelijk appartement met planten, muziekinstrumenten en kunst. Fulltime componeren Ja, iets maken uit niets is haar eigen, maar die blouse, die komt maar niet af. De stukken stof liggen geduldig te wachten naast de naaimachine, maar Wantenaar vindt er nauwelijks de tijd voor. Ze heeft het te druk met datgene wat ze het liefste maakt: muziek. Compositieopdrachten heeft ze in overvloed: haar agenda zit zo vol, dat ze geen nieuw stuk meer aan kan nemen. Ze is fulltime aan het componeren, of ‘schrijven’, zoals ze het zelf noemt, daar in die bescheiden zolderruimte in Amsterdam-Oost. Haar eigen “studio” Een keuken en woonkamer ineen, met een piano nog geen twee meter van de keukentafel vandaan – daar zit ze het meest aan als ze componeert, de toetsen geven haar het overzicht van alle stemmen die ze probeert te vervlechten. Boven de keuken een vide als slaapkamer en achter de schuifdeur langs het dakspant een mini-dakkapel, waardoor daar net een bureau met computer past waarop zij haar muziek uitwerkt. Haar internet blokkeert ze tijdens het schrijven en vaak werkt ze nog door tot in de avonduren, geeft ze schoorvoetend toe. Geluk en hard werken Bevoorrecht noemt ze zich, dat ze rond kan komen van componeren. Geboren in een muzikale familie, met ouders als musici die haar muzieklessen betaalden en haar niet tegenhielden om naar het Conservatorium te gaan. Docenten die haar hebben gestimuleerd, zelfvertrouwen gaven en aan haar eerste opdrachten hebben geholpen. Haar eigen rol in haar succes laat ze aanvankelijk nederig achterwege. Want ze heeft ook geluk gehad, vindt ze. “Je kan nog zo hard werken, maar je moet wel mensen om je heen hebben die je aanmoedigen, die deuren voor je openen.” Ze vertelt dat componist Willem Jeths (één van haar hoofdvakdocenten op het Conservatorium) aan het eind van haar studie voor haar regelde dat ze een stuk mocht schrijven voor violiste Lisa Ferschtman. Die vond dat zo mooi, dat ze nog een stuk bij Wantenaar bestelde, dat later weer is bewerkt voor strijkorkest. “Zo begon het balletje te rollen”, blikt ze terug. Ook andere stukken van Wantenaar begonnen een eigen leven te leiden: haar eerste orkestwerk, Prélude á une nuit américaine, dat ze schreef voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest, is later nóg eens gespeeld door het Nederlands Philharmonisch onder leiding van dirigent Markus Poschner. “Twee keer, zelfs”, zegt Wantenaar. Daarna nam Poschner het weer mee naar verschillende andere orkesten: zo werd het afgelopen maart in Antwerpen gespeeld en op 17 en 18 november klonk het zelfs overzees, in Salt Lake City. Nog meer geluk Maar of een stuk ‘lukt’, weet Wantenaar nooit van tevoren. “Dat is het risico van nieuwe muziek. Je probeert wel kwaliteit te leveren, maar of het dat magische heeft wat maakt dat het boven de rest uitspringt… dat is óók weer een stukje geluk. Je moet maar nét die dingen vinden die het mooi maken.” Dat vindt ze tegelijkertijd ook weer de lol ervan: als je iemand iets nieuws laat schrijven, weet niemand wat het gaat worden, zelfs de maker niet. Je eigen publiek zijn In het bepalen wat ‘mooi’ is, laat Wantenaar zich leiden door wat haar fascineert, waar ze door wordt gegrepen en wat ze dus aan anderen wil laten horen. Ze denkt niet zo in termen van ‘wat het publiek wil’ of ‘wat toegankelijk is’, want voor haar is daar geen onderscheid tussen. Als componist kan je niet anders dan je eigen publiek zijn, vindt ze. Bij het componeren zit ze zowel op de stoel van de luisteraar, als op die van de musicus en die van haarzelf. “Het publiek voelt het als de musici genieten van het spelen. Iedereen gaat er dan in op dan word je met z’n allen helemaal één.” Tergend traject Maar voordat dat zover is, heeft Wantenaar met haar werk al een lang en soms tergend traject doorgemaakt, zeker als het om een groot stuk gaat. In de eerste fase doet ze vooral inspiratie op. Voor haar nieuwste werk, het accordeonconcert voor zo’n tachtig musici met solist Vincent van Amsterdam, dat op 8 december in première ging in Wenen, fantaseerde ze eerst over alle soorten accordeonmuziek die ze kende. Van de jazz-standards en Franse musettes waar ze vroeger op danste als haar vader accordeon speelde, tot de rauwe, expressieve hedendaagse klanken van Sofia Goebaidoelina. Toen, met wat schetsen, probeerde ze samen met Van Amsterdam en zijn instrument het een en ander uit. Daarna werkte ze de ideeën uit, waarna het werk steeds concreter en intensiever werd. In die fase wordt ze doorgaans helemaal in het stuk gezogen en wordt het moeilijk het uiteindelijk los te laten. Tango Dat proces is tegelijkertijd geweldig en verschrikkelijk, vertelt Wantenaar. Daarom maakt ze ook die kleren bijvoorbeeld, om er even helemaal uit te kunnen stappen als ze vastzit. Of ze gaat wandelen, terwijl ze hardop haar stuk neuriet. Ze demonstreert hoe ze er dan bij loopt als een verstrooide componist, haar hoofd druk heen en weer schuddend, haren voor haar gezicht: “Ik loop dan heel raar over straat”, zegt Wantenaar. “Zeker met die tango.” Het gelijk wéér doen Het componeren kan bovendien eenzaam zijn. Wantenaar vindt het moeilijk om sociale contacten te onderhouden. “Alles gaat maar door. Dat is wel een dingetje. We zijn nog niet eens op huwelijksreis geweest”, gebaart ze naar haar man Jonas, die net als nu doorgaans in dezelfde ruimte aan zijn laptop werkt. “We blijven het maar uitstellen.” Ze is dankbaar dat ze zoveel werk heeft, maar kan er ook wel eens om vloeken. “Dan denk ik: dit is niet hoe ik mijn leven wil leven.” Toch doet ze nu wat ze als kind al wilde, toen ze voelde dat ze naar de piano toe werd getrokken om te spelen met die klanken en stemmetjes. Het knutselen met die noten geeft haar nog steeds elke dag plezier. Dan, grappend: “Het helpt trouwens ook dat Jonas me soms flink uitlacht wanneer ik hier met gekwelde geest mijn werk lig te haten. Dan bekijk ik het door zijn ogen en kan ik er ook om lachen. En als de musici het dan uiteindelijk met plezier spelen en het publiek het mooi vindt, dan wil ik het gelijk wéér doen.” Stella Vrijmoed, Buma Cultuur, 11 december 2023

DE VOLKSKRANT: Een kikker als heldentenor: Mathilde Wantenaar (27) maakte een kinderopera van een dierenverhaal van Toon Tellegen. Een lied voor de maan gaat zondag om 16 uur online in première bij De Nationale Opera. Donderdag begint de vijfde editie van het Opera Forward Festival, volledig online dit keer. De Nationale Opera geeft met dit festival een nieuwe generatie kunstenaars de kans om de toekomst van de opera te onderzoeken. Componist Mathilde Wantenaar (27) schreef voor het festival de kinderopera Een lied voor de maan, die eigenlijk vorig jaar al in première zou gaan, maar zondagmiddag alsnog te zien is. Het werk duurt ruim drie kwartier en is gecomponeerd op het gelijknamige verhaal van Toon Tellegen.Hoe kwam u aan deze tekst? ‘Iemand uit het team las het voor aan haar kinderen en gaf me de tip. Mijn ouders lazen me vroeger ook voor uit Toon Tellegen. Ik houd nog er nog steeds van. Het verhaal gaat over een verlegen mol die een lied schrijft voor de maan. Muizen en een kikker voeren het onder leiding van de sprinkhaan uit. Maar de maan vindt het niet mooi. Het is te somber, zegt de wijze krekel. Hij helpt de mol een nieuwe versie van het lied te schrijven. Ondanks hun onzekerheid, lukt het de dieren nu wel om de maan te laten stralen. ‘Ik had Tellegen gevraagd om zelf het libretto (de tekst van de opera, red.) te schrijven, maar daar voelde hij niet veel voor. Wel mochten we het verhaal gebruiken. Ik hoop hem nog eens te ontmoeten. Vanwege corona ging dat vorig jaar niet.’Hoe componeer je voor kinderen? ‘Voor mijn gevoel heb ik het niet anders aangepakt dan normaal. Je hoeft het niet te vereenvoudigen. Kinderen zijn gevoelig en open, juist voor het poëtische. Ze hoeven ook niet per se alles te begrijpen. Er zijn allerlei dingen waardoor hun interesse wordt gewekt. De open verwondering, alles tussen fantasie en realiteit in; daar wilde ik een warme wereld van creëren. Lachend: ‘Misschien wordt het een enorme flop, maar ik heb me er eigenlijk niet druk om gemaakt of het wel begrijpelijk genoeg is. Het verhaal is al zo duidelijk. De taal van Tellegen is tegelijkertijd poëtisch en direct. Het duurt vijf keer zo lang om iets te zingen dan om iets te zeggen. Hij kan met zo weinig zo veel zeggen. Dat is in mijn ogen ideaal voor een operalibretto.’Hoe vertaalt zich dat vervolgens in uw muziek? ‘Ik heb de tekst hardop gelezen en gezongen. De melodieën komen dan vanzelf. Het zijn zulke duidelijke karakters voor mij. Het kinderlijke van de mol heeft een introspectieve, dromerige klank. Terwijl de kikker juist een soort heldentenor is, hij zingt Puccini, vindt zichzelf geweldig. De sprinkhaan is de maestro, de grote dirigent, maar na de eerste flop is hij van zijn stuk en bindt hij in, hij wordt zachter. ‘De eenzaamheid van de mol is een melodie zonder woorden, die komt telkens terug. Soms, als de mol alleen is op het podium, zingen de andere vier zangers zijn gedachten vierstemmig, als een soort koraal. ‘In het zeskoppige orkestje zitten een fluitist en een klarinettist. Die bespelen onder andere ook de altfluit en bassethoorn. Met lage blazers wilde ik de warmte van het ondergrondse en de nachtelijke sfeer laten klinken. De bassethoorn heb ik gebruikt voor het thema van de eenzaamheid, terwijl hij ook mooi klinkt in de jazzy stukjes. Ik heb allerlei stijlen en genres gebruikt en zelfs geciteerd, van Beethoven tot het liedje Pretty Woman.’De première is nu zonder publiek in de zaal, maar online. Moest er veel worden aangepast? ‘Muzikaal niet, maar er is als een derde laag nog een echte cameraregie op losgelaten. Toen liep er dus nóg een team rond dat er van alles van vond. Ik heb me nergens mee bemoeid. Dat vond ik wel moeilijk, maar ik ben gaan zitten breien om rustig te blijven en was blij dat ik er gewoon bij was, móchten er vragen rijzen.’ Maartje Stokkers, De Volkskrant, 17 maart 2021

HET PAROOL: Mathilde Wantenaar schreef een familieopera: ‘Kinderen laten meteen merken als ze het saai vinden’ Het Opera Forward Festival vindt dit jaar volledig online plaats. Mathilde Wantenaars tweede opera, Een lied voor de maan, in 2020 op het laatste moment afgelast, krijgt daardoor een nieuwe kans. Vanwege corona en de lockdown viel het Opera Forward Festival in 2020 in het water. Een jaar later is er nog weinig veranderd. Daarom brengt De Nationale Opera vanaf morgen de vijfde editie van het OFF in zijn geheel online, met opvoeringen van Kurt Weill: The Seven Deadly Sins, met Eva-Maria Westbroek en Anna Drijver in de hoofdrol, een preview van Upload, de nieuwe filmopera van Michel van der Aa, en de familievoorstelling Een lied voor de maan (6+) van Mathilde Wantenaar, op een tekst van Toon Tellegen. Wantenaars tweede opera Een lied voor de maan werd in 2020 een paar dagen voor de première geschrapt, omdat de lockdown inging. “Dat was een schok, omdat ik niet zo heel erg het nieuws volgde,” zegt de componist aan de telefoon. “Ik ging helemaal op in de repetities. Zo’n kleine opera, in een kleine bezetting, zal toch wel doorgaan? Dat dacht ik. Maar nee. En toen zaten we opeens allemaal thuis. Dat voelde aanvankelijk heel onwerkelijk, want je legt er je ziel en zaligheid in. Je bent ook helemaal niet bezig met het al dan niet doorgaan, maar eerst en vooral of het wel goed wordt. Het drong ­allemaal pas later tot me door. Eerst voelde ik een vreemde opluchting, omdat ik me amper meer kon herinneren hoe het was als je niks meer hoefde. Een surrealistisch vakantie­gevoel. Maar op de avond van de première werd ik steeds droeviger en besefte ik langzaam steeds meer in wat voor drama we met zijn allen zijn beland.”Heb je er nog aan gesleuteld? Want dan kon nu.“Nee, nauwelijks. De musici en zangers waren enthousiast. Ik was blij met hoe het was geworden.”Wat is het je het afgelopen jaar vergaan? “Iedereen denkt dat componisten nu alle tijd hebben om heerlijk in alle rust ideeën te ontwikkelen, maar zo is het bij mij toch niet. Aan de ene kant is mijn leven ook onder normale omstandigheden een soort bestaan in quarantaine, want dat is nu eenmaal de aard van componeren, maar het is nu toch echt allemaal anders. Je mist het moment waarop je met musici samenkomt en dat jouw stuk tot leven komt. Dat maakt het op dit moment allemaal nogal onwerkelijk.” Wantenaar behoort tot de aansprekendste jonge componisten van dit moment en heeft pal na voltooiing van haar studie over werk niet te klagen. “Ik had niet durven hopen dat het meteen al zo goed zou gaan.” Ze speelde zichzelf in de kijker met Het Verborgene voor strijkorkest en mocht daarna al snel voor het Opera Forward Festival haar tanden zetten in een operaproject. Dat stuk, personar, was zo geslaagd, dat ze van De Nationale Opera de opdracht kreeg een jeugdopera te schrijven. “Ik kon via DNO naar een workshop van het European Network of Opera Academies over opera’s maken voor een jong publiek. Daar waren componisten, regisseurs, kostuumontwerpers bij betrokken. Heel leerzaam. Ik ontmoette daar de regisseur Béatrice Lachaussée, met wie ik een sprookjesopera wilde schrijven. Op zoek naar een verhaal dacht ik aan Toon Tellegen, omdat ik zijn taal zo mooi en muzikaal vind. Iemand wees me op Een lied voor de maan en dat was perfect. Muziek staat er centraal in. Het gaat over de kracht van de muziek en dat muziek alle dieren kan samenbrengen – beter kon het niet. Ik wilde graag een tekst die tegelijkertijd eenvoudig en poëtisch was; geen bloemrijke, hoogdravende woorden.”Had je meteen een bezetting in je hoofd? Je gebruikt nu strijktrio, gitaar, fluiten en klarinetten. “Ik heb er lang op zitten puzzelen. Eigenlijk wilde ik een grotere bezetting, maar dat zou te kostbaar zijn geworden. We hebben nu zes musici en vijf zangers. Ik wilde graag een vierstemmig zangensemble inzetten en ook graag een gitaar, want ik had een jazzy sfeer en een zachte weemoedigheid in mijn hoofd, omdat dat goed past bij het molletje. En verder wilde ik zowel strijkers als blazers. De fluitiste moet ook acteren. En de klarinettist bespeelt ook de bassethoorn, waarvan ik de droevige kleur mooi bij het verhaal vond passen.”Is een tweede opera componeren moeilijker dan een eerste? “Het was voornamelijk anders. Mijn eerste had niet echt een duidelijk verhaal. We begonnen ook echt vanaf nul, dus ik wist niet hoe de tekst van Rosita Wolkers zou gaan worden. Voor Een lied voor de maan had ik het verhaal van Toon Tellegen als uitgangspunt. Er is dus meteen al een vorm. Het zijn echt twee totaal verschillende stukken. Ik wil er heel graag nog eentje schrijven. En nóg eentje. En nóg eentje.”Het is een familievoorstelling. Heb je de muziek daardoor eenvoudiger gehouden? “Nee! Ik heb geen enkele concessie gedaan. Het is op een bepaalde manier ook bevrijdend om voor kinderen te schrijven, omdat je je helemaal niet hoeft bezig te houden met de vraag of je wel een serieuze componist bent. Je moet trouwens echt met de billen bloot, want kinderen laten het meteen merken als ze het saai vinden. Ze hebben bovendien zo’n open fantasie en zijn zo gevoelig voor het poëtische en het verwonderende dat je je muzikaal echt niet hoeft in te houden.” Erik Voermans, Het Parool, 17 maart 2021

NRC: 'Als je jong bent, moet iemand deuren voor je openen' Interview Vrouwelijke componisten Mathilde Wantenaar (1993) en Meriç Artaç (1990) zijn componist. ,,Ja zeg, wat doet het ertoe dat ik vrouw ben? Ik schrijf noten." Bistro Le Coeur in de Amsterdamse Jordaan is voor componist Mathilde Wantenaar (Amsterdam, 1993) bijna thuis. Ze woont er pal tegenover, nog maar nét, in de etage boven haar ouders. ,,Ik heb met mijn vriend net een eerste eigen appartement gekocht", zegt ze. ,,De verbouwing valt nu samen met de laatste stukken instrumentatie van mijn familieopera Een lied voor de maan, een hoeveelheid werk waar ik me enorm op heb verkeken. Mijn langste stuk tot nu toe duurde twintig minuten, Een lied... een uur. De uitwerking kost navenant meer tijd, ontdek ik nu. Dit is mijn meest stressvolle periode ooit." Mag je een componist die in opdracht van De Nationale Opera een nieuw werk brengt nog wel ,,veelbelovend" of ,,talentvol" noemen? Of is zo'n componist al gearriveerd? Mathilde Wantenaar haalt er de schouders over op. ,,Als componist heet je jong tot je 35ste." Componist Meriç Artaç (Istanbul, 1990) geeft sinds 2018 les aan het conservatorium van Amsterdam. Ze begeleidt talent. Maar ook zij definieert ruimhartig. Artaç: ,,Noem me hoe je wilt. Ik bén ook jong om les te geven." Hoe je de grenzen ook trekt, 'talent' blijft een complex thema. Is het de X-Factor voor grote kunst? Of alleen het startschot van succes? Artaç: ,,Zonder een fijne antenne voor muziek is het moeilijk om een componist te worden. Maar als je je talent niet ontwikkelt, verlies je het. Het gaat altijd om de mix van discipline en begaafdheid en de wil om die wisselwerking aan de gang te houden, denk ik." Wantenaar: ,,Ik vind vakmanschap ontzettend belangrijk. Hoe meer vaardigheden, hoe meer mogelijkheden om je eigen stem te vinden. Ik vind het vrij hysterisch als van kunstenaars wordt geëist dat ze altijd origineel zijn. Kunst is per definitie gebouwd op de schouders van voorgangers. Er ontstaat geen muziek uit het niets, puur uit 'genie'." Fantasie-personages Wantenaar zat als kind op de schouders van twee musicerende ouders. ,,Componeren heb ik vanaf mijn jeugd altijd gedaan, het was voor mij vanzelfsprekend." Artaç groeide op in Istanbul, in een familie waarin beeldend kunstenaars de overhand hadden. Zijzelf bleek een pianotalent, en ging als kleuter al naar het conservatorium. ,,Spelen, improviseren, componeren - het hoorde aanvankelijk voor mij allemaal bij elkaar. Pas later, toen ik na een tip van een vriend belandde aan het conservatorium van Rotterdam, werden het meer aparte onderdelen van mijn identiteit." Huidig en komend seizoen is Artaç gastcomponist/curator van de Dag in de Branding, een festival voor nieuwe muziek in Den Haag. Op 7 maart klinkt daar in Korzo haar nieuwe werk Zizos, vernoemd naar het driekoppige hoofdpersonage. Zizos is niet het eerste wonderlijke fantasiekarakter dat Artaç in muziektheater tot leven wekt. Ze baseert haar personages op ,,echte belevenissen en ontmoetingen, en dingen die me dwarszitten", zegt ze. Haar personages geeft ze vervolgens een eigen wereld, en eigen muziek. ,,De interactie met de andere personages en de visuele vormgeving zijn daarbij heel belangrijk. Tekenen, decors en kostuums ontwerpen - ik vind het allemaal geweldig en heb het ook nodig om me compleet te voelen." Mathilde Wantenaar knikt. ,,Dat breed geïnteresseerd zijn herken ik, maar ik vind het ook lastig. Om goed te kunnen componeren moet ik me ook een beetje kunnen afsluiten." Meriç Artaç: ,,Enerzijds heb je afzondering nodig, anderzijds wil je het leven niet buitensluiten. Uiteindelijk zijn het de mensen die ik ontmoet, die me inspireren tot de verhalen die ik wil vertellen. Te veel ivoren toren is niet goed. Maar een beetje moet." Eigen taal Toen Meriç Artaç voor het eerst voet zette in het conservatorium in Rotterdam, wachtte haar een fikse cultuurshock, vertelt ze. ,,Mijn piano-opleiding in Istanbul was in essentie Russisch: fouten maken was taboe. In Rotterdam leerde ik dat kunst maken juist gáát over fouten maken. De vrijheid die dat bracht was een verademing, maar wat moest ik ermee? Het meest moderne stuk dat ik in Turkije had gespeeld was van Debussy. Hier ging een wereld van eigentijdse muziek open, waarin ik echt mijn weg moest leren vinden. Pas aan het einde van de studie snapte ik: muziektheater is het voor mij. In de verbinding met het visuele voel ik me mijzelf." Ook Wantenaar vond haar eerste tijd op het conservatorium niet de makkelijkste. ,,Ik had ergens het gevoel dat ik niet de muziek 'mocht' schrijven die ik wilde, terwijl mijn docenten me daartoe wel degelijk stimuleerden. Wat voor mij werkte was om me te verdiepen in wat me raakt, uit te zoeken hoe dat werkt en op die manier steeds meer vaardigheden te ontwikkelen. Je eigenheid verlies je sowieso niet: uniek is een mens per definitie." Artaç: ,,Dat zeg ik ook tegen mijn studenten: je stem vinden kost tijd en mag dat ook kosten. Mijn docent destijds, Peter Jan Wagemans, opende voor mij een deur waarvan ik niet eens wist dat hij bestond. Gewoon door me te wijzen op de mogelijkheid dat ik mijn passie voor het visuele aspect niet weg hoefde te drukken, maar ook kon omarmen. O, oké, is dat ook een optie? Als je jong bent, moet iemand je zulke dingen zeggen." Wantenaar ziet nog veel studiegenoten. ,,We organiseren avondjes, bezoeken elkaars concerten en bespreken elkaars muziek. Je moet je alleen wel steeds blijven afvragen of je kritiek opbouwend, inhoudelijk en dus nuttig is." Artaç: ,,En als je een stuk echt niet goed vindt? Kun je bevriend zijn met iemand wiens muziek je afschuwelijk vindt? Ik weet het niet. Daarvoor is het misschien wel veel te persoonlijk." Hart De mogelijkheid zo persoonlijk te kunnen zijn in haar werk heeft Artaç omarmd als een ,,enorme luxe", zegt ze - misschien juist doordat ze regelmatig heen en weer reist tussen Nederland en Turkije. ,,Dat onze volledig vrij geconcipieerde muziek hier kan ontstaan en dat daar ook nog een enthousiast, trouw en geïnteresseerd publiek voor is, is een groot goed. Je schrijft toch muziek om ermee communiceren." Wantenaar: ,,Ja, om mensen te raken met je muziek. Maar ik zie dat wel los van mijn achtergrond. Mijn opera bijvoorbeeld, vrij naar Toon Tellegen, vertelt een verhaal van eenzaamheid en vriendschap; universele thema's. Dat verhaal raakte me, waardoor ik het kan componeren vanuit mijn hart, met de hoop dat mijn muziek ook een ander weer kan raken." De Nationale Opera afficheert Wantenaar als componist van de opera. Zonder vrouwelijke 'e' aan het slot. Wantenaar: ,,Ja zeg, wat doet het ertoe dat ik vrouw ben? Ik schrijf noten." Artaç: ,,Maar toen ik compositie studeerde, was ik de enige vrouw onder twintig studenten. Inmiddels is de verhouding 50-50 en zijn er veel meer vrouwelijke docenten. Dat vind ik goed. Mannelijke componisten hebben eeuwenlang het beeld gedomineerd. Wat als er een geniale vrouwelijke Mozart had bestaan? Misschien had de muziekgeschiedenis wel een ander verloop gekend. Dat zullen we nooit weten." Wantenaar: ,,Maar ik ben toch geen socioloog of politicus? Voor mijn vak, muziek componeren, is mijn geslacht volgens mij van geen belang. Het lijkt me erg onwenselijk als de indruk wordt gewekt dat er twee categorieën zijn: componisten en vrouwelijke componisten." Mischa Spel, NRC Handelsblad, 5 maart 2020

TROUW: Componiste Mathilde Wantenaar (25) wil vanuit waarheid en liefde componeren Ze ging er na haar conservatoriumtijd vanuit dat niemand op haar muziek zat te wachten, maar de 25-jarige Mathilde Wantenaar krijgt nu al de ene na de andere grote compositieopdracht. ‘Mijn hoop en mijn inzet is om mijn beperkte zelf te overstijgen in wat ik schrijf.’ Vijfentwintig jaar jong, en volop in het zadel. Na haar studie rustig een kijkje nemen in de grote boze wereld was er niet bij voor Mathilde Wantenaar, de agenda van de Amsterdamse componiste vulde zich fluks met de ene opdracht na de andere. ‘Dit zijn de bleeke, bleeklichte weken’: stemmen tastten de woorden van Herman Gorter af, begaven zich in een breekbaar, lyrisch klankuniversum. De zangers van het Groot Omroepkoor brachten afgelopen weekend de gelijknamige nieuwste compositie van Wantenaar in première tijdens de ZaterdagMatinee in het Concertgebouw. Ik put uit mezelf als ik componeer. Mijn hoop en mijn inzet is om mijn beperkte zelf te overstijgen in wat ik schrijf, anders is het gewoon een pagina uit mijn dagboek”, zegt Wantenaar. Ik wil een gevoel delen dat universeel is, waarin mensen zichzelf kunnen herkennen. Vanuit jezelf iets maken moet je vooral niet verwarren met zelfexpressie. Mensen zitten niet op mij te wachten, maar op een universele waarde die kwaliteit in zich draagt. Of ik dat allemaal kan, weet ik niet, maar ik probeer het bij ieder stuk opnieuw.” Matinee Wantenaar studeerde in 2016 af bij Willem Jeths en Wim Henderickx aan het Conservatorium van Amsterdam. Behalve in het schrijven van noten is ze ook handig op de cello en speelt ze piano. Ze had na het examen geen moment om adem te halen, de Matinee klopte aan met een compositieverzoek. Het balletje is blijven rollen, instanties van naam vragen haar om een stuk. De studie zang die ze aanving na haar bachelor compositie staat op een laag pitje, maar ze houdt wel vol. Ik wil op zo veel mogelijk manieren met muziek bezig zijn. Zelf muziek maken is cruciaal, weten hoe het voelt om muziek uit te voeren. Wat doe ik de musici aan, daar op dat podium? Ik hou van het zangerige, de stem, het lyrische. En ook van het lichte in Franse muziek, en van eenvoud, dat heb ik van mijn vader die jazzmusicus is.” Aandacht De première tijdens de ZaterdagMatinee van Wantenaars nieuweling werd goed ontvangen. E-mails, publieksreacties, al de hele week zit de componiste op een wolkje. De aandacht die ik nu achteraf krijg is fantastisch, zoveel fijne en positieve reacties op mijn stuk. Tegelijkertijd vliegt het me aan. De buitenwereld vraagt veel energie, het liefste kruip ik in mijn schulp, ik vind het prettig om op mezelf te zijn en voldoende tijd te hebben om muziek te schrijven. Wanneer ik componeer, verdwijn ik van de radar en kan ik voor mijn vrienden zomaar een half jaar stilvallen. Een smartphone heb ik niet, de permanente berichtgeving van buitenaf vind ik moeilijk om te verwerken. Ik ben ook perfectionistisch, dat is een sterke kant en een valkuil tegelijkertijd. Alles wil ik in principe nauwkeurig en goed doen. Maar dan ook echt alles: een boterham smeren, daar doe ik heel lang over, opruimen, alles. Ik heb geen snelheid en kan niet uit de losse pols handelen. Mijn verantwoordelijkheidsgevoel is enorm. Dat heb je in dit beroep ook nodig. Componeren is een precisiewerkje, over ieder accent moet je nadenken, alles moet perfect uitgewerkt worden.” De Nationale Opera heeft een familieopera bij haar besteld Mathilde Wantenaar zal moeten wennen aan de drukte. Direct na het Matineesucces vingen de repetities aan bij Amsterdam Sinfonietta: het strijkers­ensemble brengt haar ‘Nachtmuziek’. Ook werkt ze aan een opdrachtcompositie voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest die in de herfst zal worden uitgevoerd, en De Nationale Opera heeft een familieopera bij haar besteld: ‘Een lied voor de maan’, gebaseerd op een boek van Toon Tellegen. Toen ik op het conservatorium kwam dacht ik dat er geen plaats zou zijn voor wat ik wil schrijven. Ik vreesde, ten onrechte, zo bleek, dat de modernistische sfeer, muziek die je niet gemakkelijk kunt nazingen, die in de basis niet harmonisch voelt, zou overheersen in het hedendaagse muziekleven. Ik had mijn hart verpand aan Debussy en Bach, dat vind ik prachtig. Mijn muziek werd en wordt door sommigen gezien als ouderwets en anachronistisch. Klankkleur Ik schrijf vanuit wat ik mooi vind. Ik ben geïnteresseerd in de verschillende technieken die ik kan gebruiken om de klankkleur te bereiken die ik in mijn hoofd heb. Of mijn techniek en de uitkomst nu modernistisch of ouderwets zijn, is niet interessant voor mij.” Het perfectionisme van Wantenaar uit zich ook tijdens het gesprek. Geen enkel idee komt loos over, bij elke gedachte zet ze vraagtekens. Ik maak het mezelf erg moeilijk, ja, klopt. Ieder woord vind ik lastig, alles is genuanceerder dan je in eerste instantie zou denken. Ook als het over muziek gaat. Relevant, actueel, innovatief: dat vind ik ingewikkelde woorden om toe te passen op kunst en dus ook op muziek. Ik schrijf datgene op wat ik zelf als musicus graag voor mijn neus zou willen krijgen om uit te voeren. Ik heb het vertrouwen dat als ik op een integere manier iets schrijf waarvan ik overtuigd ben, dat het dan de moeite waard is om uitgevoerd te worden. Basis Het fundament waarop ik mijn leven wil baseren, is iets waar ik veel over nadenk. Schoonheid, waarheid, goedheid en liefde vormen voor mij de basis van waaruit ik wil handelen. Ook als ik muziek schrijf. Maar ik ben geen heilige, hoor. Ik loop niet permanent rond met een groot gevoel van liefde voor de buitenwereld. Ik kan totaal door het lint gaan en woedend worden op alles en iedereen om me heen. Dat gedicht van Gorter, ‘Dit zijn de bleeke, bleeklichte weken’, is mij op het lijf geschreven. Ik zou het leven niet willen missen, maar ik vind het ook niet alleen maar makkelijk. Ik verwacht niet dat er een punt komt in mijn leven waarop ik perfect gelukkig ben en dat dan voor altijd zal blijven. Als je een goede manier zoekt om in het leven te staan, zoek je een goede manier om om te gaan met de momenten waarop je je niet fijn voelt. Dat begint, denk ik, met het erkennen dat die momenten er mogen zijn, en dat er dan niets mis is met je. Tijdens mijn conservatoriumstudie heb ik een moeilijke periode gehad. Ik was de weg kwijt, bang, onzeker. Ik geloof dat ik nu een beetje geland ben.” Frederike Berntsen, Trouw, 30 maart 2019

DE VOLKSKRANT: Een muziekstuk dat speelbaar is voor amateurs en toch uitdagend voor een solist. Het bestond nog niet. Nu wel. Merel Vercammen (28) speelt betoverend viool, improviseert in klassiek en jazz, heeft een master op zak in 'music cognition' en stroomt over van ideeën. Met haar voorstelling over muziek en het brein, Het Nieuwe Mozart Effect, koppelt ze intelligentie aan muziek. En nu heeft ze een gat in het vioolrepertoire ontdekt. Zaterdag gaat in Alkmaar een compositie in première die ze speciaal liet schrijven voor amateurorkest en een professionele vioolsolist. Die combinatie was er nog niet. De componist van het nieuwe stuk, Mathilde Wantenaar (23), is net afgestudeerd als sterleerling bij de voormalige componist des vaderlands Willem Jeths. Beiden zijn jong - de amateurmusici van het Alkmaars Symfonieorkest hebben de leeftijd van hun ouders. Hoe kwam je op het idee voor deze nieuwe compositie? Vercammen: 'Als je begint als violist, zijn het vooral amateurorkesten die je uitnodigen. Als je in gesprek gaat met een dirigent over wat je wilt spelen, kom je al snel uit bij Tsjaikovski of Brahms, concerten bedoeld voor een groot symfonieorkest. Amateurorkesten zijn kleiner, veertig man of zo. Daar is ook repertoire voor, maar een stuk dat speelbaar is voor een amateurorkest én ook nog uitdagend voor een solist - dat bestond nog niet.' Welke problemen geeft het spelen met een amateurorkest? Vercammen: 'Als er een snel loopje is, met veel hoge noten, laten ze soms de helft van die noten weg of ze spelen het een octaaf lager. Dat is prima, maar het speelplezier wordt er voor de musici niet groter op als de stukken te moeilijk zijn. Het leuke van amateurs is juist dat ze zo enthousiast zijn. Ik wil plezier én kwaliteit vergroten, en daarbij de specifieke eigenschappen van een amateurorkest gebruiken. Als een groep strijkers van het Concertgebouworkest een tremolo speelt, geeft dat een homogene klank. Ze doen allemaal precies hetzelfde, met perfecte techniek. Hier klinkt het rauwer, en Mathilde gebruikt juist dat als klankeffect. In popmuziek zie je die rauwheid ook - muziek is meer dan alleen mooi.' Wantenaar: 'Mijn uitgangspunt is het amateurorkest en het speelplezier van de musici. Daar heb ik me vooral op gericht. Het stuk begint met pizzicatonootjes die snel gespeeld worden. Ik wil daar een klankeffect mee bereiken, maar het moet ook eenvoudig te spelen zijn. De strijkers mogen dus alle snaren aanslaan.' Vercammen: 'Er wordt vaak gekeken naar klassieke muziek als een soort erfgoed. Een hedendaagse compositie kan juist een reflectie op het nu geven.' Wantenaar: 'In deze tijd kunnen we met een druk op de knop alle denkbare muziek horen. De IJslandse zangeres Björk die door klassieke muziek wordt beïnvloed, klassieke musici die zelf hun stukken maken. Al die invloeden klinken voor mij als componist door in mijn stukken. Ook pop en wereldmuziek.' Vercammen: 'Je hebt ook dat octet voor Liza Ferschtman geschreven, dat is veel atonaler dan dit nieuwe stuk. Voel je je dan beschaamd over tonaliteit?' Wantenaar: 'Dat klopt wel. In dit stuk spelen de strijkers een mooie melodie en dan komt er ook nog een harpje bij. Het voelt als een guilty pleasure. Dan denk ik: mag ik dat wel schrijven? Maar natuurlijk, alles mag, maar niet alles is goed. Je moet wel smaakvol te werk gaan.' Maakt de ultieme vrijheid van nu componeren moeilijker? Is het niet alsof permanent een agent van de smaakpolitie staat mee te kijken? Wantenaar: 'Ik denk daar veel over na, ook vanwege de problemen die het mij oplevert. Het voelt soms eenzaam. We zitten allemaal op ons eigen eilandje onze stukken te schrijven, zonder gemeenschappelijke taal, zonder gemeenschappelijk doel om na te streven of je juist tegen af te zetten. Alles mag. Dat is aan de ene kant mooi, maar ook lastig. Mij inspireert het als ik me inleef in de musicus die straks mijn noten leven gaat inblazen.' Hoe keken de orkestleden aan tegen het spelen van een nieuw, onbekend stuk? Vercammen: 'Klassieke muziek leeft erg bij de mensen in dit orkest. Toen we de musici een jaar geleden polsten, kregen we te horen: ik vind het een leuk idee, maar er mag maar één bladzijde piep-toet-kraak in zitten. Dat vond ik jammer. Die vooroordelen over hedendaagse muziek zijn gebaseerd op de atonale periode uit het verleden, waarin de grenzen van wat muziek is werden opgezocht. Die tijd ligt ver achter ons. Gelukkig is inmiddels de scepsis bij de orkestleden helemaal weg. Kijk naar hun enthousiasme nu. Dat is hartverwarmend.' Potlood en tekenaar Mathilde Wantenaar (rechts) liet zich voor haar Fantasie voor viool en amateurorkest inspireren door de Danssuite van Bartók en de Schilderijententoonstelling van Moessorgski. De vioolsolist (Merel Vercammen, links) ontpopt zich in het stuk tot een verteller die de melodieën in het orkest in gang zet. Wantenaar: 'Ik stel me het orkest voor als tekenpotlood en de violist als de tekenaar die ermee gaat krabbelen en experimenteren. Ze schetst tafereeltjes en voegt ze allemaal samen.' Biëlla Lutmer, De Volkskrant, 18 mei 2017

EW: ‘Bach is hetallerhoogste’ Twee componisten van toegankelijke muziek vinden inspiratie bij Johann Sebastian Bach. ‘Bij hem komen hart en hoofd samen.’ Componist worden is niet de meest voor de hand liggende beroepskeuze. Toch werd dat het beroep van zowel Mathilde Wantenaar (30) als Joep Beving (47), al legden ze daarvoor een geheel verschillend pad af. Wantenaar ging recht op haar doel af, Beving sloeg nogal wat zijwegen in. Maar componist zijn ze geworden – met ups en downs. Wantenaars compositie Rapsodie voor piano en strijkers ging in april in première en werd heel goed ontvangen. Ze wilde een speels, levendig en vrolijk stuk maken en werd vooral geïnspireerd door het snelle Vijfde Brandenburgse concertvan Johann Sebastian Bach. Ze noemt hem belangrijk voor haar werk. ‘In zijn muziek zit perfectie. Hart en hoofd komen samen: die combinatie van het technische en het emotionele, dat vind ik zo inspirerend aan hem.’ Wantenaar weet eigenlijk niet beter of ze was aan het componeren. Ze groeide op in een kunstzinnig en muzikaal gezin en ging op pianoles toen ze negen was. Later speelde ze viool en cello. ‘Componeren doe ik al van kinds af, dat was voor mij iets heel natuurlijks waarover ik verder niet echt nadacht. Ik deed het voor mezelf en ik vond het fijn om te doen. Ik verzon dan allemaal muziekstukjes, had helemaal in mijn hoofd hoe het moest klinken, en dat noteerde mijn vader. Als hij het had opgeschreven, ging hij het nog eens voorspelen en luisterde ik of het was zoals ik wilde. Dat kon ik goed onthouden, toen al.’ Wantenaar, blond haar in een knotje, zit met opgetrokken benen aan de tafel waarop haar viool ligt. Ze bedacht in de vijfde klas van het gymnasium al dat ze componeren geweldig vond. ‘Toen deden we met school mee aan een wedstrijd voor musici van het Asko Schönberg Ensemble, echt een supergoed en professioneel ensemble. Ook mijn stuk werd uitgevoerd in de Kleine Zaal van het Concertgebouw in Amsterdam. Dat was geweldig, zo’n bijzondere ervaring. Toen wist ik dat ik componist wilde worden.’ Ze werd als één van de vijf toegelaten tot de opleiding compositie aan het Amsterdams Conservatorium en volgde later ook hoofdvak zang. ‘Zingen is een kernachtige manier van muziek maken. Ik wilde me als musicus verder ontwikkelen en dat deed ik door die zangles. Dan kun je je als componist beter verplaatsen in de musicus voor wie je schrijft.’ Ze beschouwt de opera als de ultieme vorm in de muziek. ‘De opera, dat is alles.’ Des te erger dat haar eerste opera, geschreven voor kinderen, op het laatst niet doorging: de eerste coronalockdown. Een enorme teleurstelling. ‘Vijf dagen voor de première ging de eerste lockdown in. Ik was helemaal uit het veld geslagen, ik had er zo lang aan gewerkt. Dan ben je overgeleverd aan iets waaraan je helemaal niets kunt doen. En voor mij kwam het ook totaal uit de lucht vallen, want ik leef best wel onder een steen. Toen ben ik echt in een diep dal terechtgekomen en kon ik een paar maanden helemaal niets.’ Tot ze op een dag als enige bezoeker naar een uitvoering kon van een van haar stukken in het Concertgebouw. ‘Toen voelde ik hoe ongelooflijk ik dat had gemist. En dat het helemaal niet zo gek was dat ik diep ongelukkig was en het heel moeilijk vond om nog te componeren. Want die levensader van live muziek was helemaal dichtgeknepen. Toen kwam ik weer tot leven.’ De kinderopera Een lied voor de maan is later alsnog uitgevoerd en is zo succesvol dat hij is hernomen en ook in Brussel is uitgevoerd. ‘Een happy end na een heel diep dal.’ Wantenaar verwijst in de titels van haar composities vaak naar de nacht: behalve Een lied voor de maan schreef ze Hier ist ja lauter Nacht, Prélude à une nuit Américaine, Nachtmuziek, Zomernacht, Volle maan. Die titels passen heel goed bij haar lyrische, betoverende composities. Ze is nu bezig met een opdracht: een stuk van vier minuten voor ­viool en piano, voor het Natio­naal Viool Concours. ‘Dat moet kunnen worden uitgevoerd door kinderen van een bepaalde leeftijd, liefst begeleid door een vader of moeder. Dat zijn de richtlijnen. Dan ga ik achter de piano zitten en probeer wat uit, kijk wat er gebeurt. Of ik speel wat op de viool. Ik improviseer en dan vind ik een mooie melodie of een akkoord. Dan heb ik een stukje materiaal, een bouwsteentje waarop ik kan doorgaan.’ Vier minuten voor twee instrumenten is eenvoudiger dan de ingewikkelde structuur van een symfonie of een opera, met een volledig orkest en solisten. ‘En bij opera heb je ook nog de extra dimensie van het drama. Maar het proces is in feite altijd hetzelfde: spelen, zoeken, vinden, analyseren en verder uitbouwen.’ Liesbeth Wytzes, EW, 8 July 2023.

LEEUWARDER COURANT: Muzikale taal van Tellegen Vanwege corona en de lockdown viel het Opera Forward Festival in 2020 in het water. Een jaar later is er nog weinig veranderd. Daarom brengt De Nationale Opera de vijfde editie van het OFF in zijn geheel online, met een preview van Upload, de nieuwe filmopera van Michel van der Aa, en de familievoorstelling Een lied voor de maan (6+) van Mathilde Wantenaar, op een tekst van Toon Tellegen. Wantenaars tweede opera Een lied voor de maan werd in 2020 een paar dagen voor de première geschrapt, omdat de lockdown inging. ,,Dat was een schok, omdat ik niet zo heel erg het nieuws volgde'', zegt de componist aan de telefoon. ,,Ik ging helemaal op in de repetities. Zo'n kleine opera, in een kleine bezetting, zal toch wel doorgaan? Dat dacht ik. Maar nee. En toen zaten we opeens allemaal thuis. Dat voelde aanvankelijk heel onwerkelijk, want je legt er je ziel en zaligheid in. Je bent ook helemaal niet bezig met het al dan niet doorgaan, maar eerst en vooral of het wel goed wordt. Het drong allemaal pas later tot me door. Eerst voelde ik een vreemde opluchting, omdat ik me amper meer kon herinneren hoe het was als je niks meer hoefde. Een surrealistisch vakantiegevoel. Maar op de avond van de première werd ik steeds droeviger en besefte ik langzaam steeds meer in wat voor drama we met zijn allen zijn beland." Hoe is het je het afgelopen jaar vergaan? ,,Iedereen denkt dat componisten nu alle tijd hebben om heerlijk in alle rust ideeën te ontwikkelen, maar zo is het bij mij toch niet. Aan de ene kant is mijn leven ook onder normale omstandigheden een soort bestaan in quarantaine, want dat is nu eenmaal de aard van componeren, maar het is nu toch echt allemaal anders. Je mist het moment waarop je met musici samenkomt en dat jouw stuk tot leven komt. Dat maakt het op dit moment allemaal nogal onwerkelijk." Wantenaar behoort tot de meest aansprekende jonge componisten van dit moment en heeft pal na voltooiing van haar studie over werk niet te klagen. ,,Ik had niet durven hopen dat het meteen al zo goed zou gaan." Ze speelde zichzelf in de kijker met Het Verborgene voor strijkorkest en mocht daarna al snel voor het Opera Forward Festival haar tanden zetten in een operaproject. Dat stuk, personar, was zo geslaagd, dat ze van De Nationale Opera (DNO) de opdracht kreeg een jeugdopera te schrijven. ,,Ik kon via DNO naar een workshop van het European Network of Opera Academies over opera's maken voor een jong publiek. Daar waren componisten, regisseurs, kostuumontwerpers bij betrokken. Heel leerzaam. Ik ontmoette daar de regisseur Béatrice Lachaussée, met wie ik een sprookjesopera wilde schrijven. Op zoek naar een verhaal dacht ik aan Toon Tellegen, omdat ik zijn taal zo mooi en muzikaal vind. Iemand wees me op Een lied voor de maan en dat was perfect. Muziek staat er centraal in. Het gaat over de kracht van de muziek en dat muziek alle dieren kan samenbrengen - beter kon het niet. Ik wilde graag een tekst die tegelijkertijd eenvoudig en poëtisch was; geen bloemrijke, hoogdravende woorden." Is een tweede opera componeren moeilijker dan een eerste? ,,Het was voornamelijk anders. Mijn eerste had niet echt een duidelijk verhaal. We begonnen ook echt vanaf nul, dus ik wist niet hoe de tekst van scenarioschrijfster Rosita Wolkers zou worden. Voor Een lied voor de maan had ik het verhaal van Toon Tellegen als uitgangspunt. Er is dus meteen al een vorm. Het zijn echt twee totaal verschillende stukken. Ik wil er heel graag nog eentje schrijven. En nóg eentje. En nóg eentje." Leeuwarder Courant, 19 maart 2021.

bottom of page