Fanfare to break the silence
Trompet I, II, III
Hoorn I, II, III, IV
Trombone I, II
Bas TromboneTuba
Percussie6'
Rotterdam Philharmonisch Orkest
Rotterdams Philharmonisch Orkest, o.l.v. Adam Hickox.
4 september 2020.
Als jij de noten mag componeren waarmee het Rotterdams Philharmonisch Orkest zijn nieuwe concertseizoen onder coronavoorwaarden zal openen, wat schrijf je dan? Een speels, fanfare-achtig stuk voor koperblazers, zegt componiste Mathilde Wantenaar, en dan aarzelt ze. “Ik heb het nog niet definitief besloten, maar ik denk aan … nou goed, laat ik dan nu de knoop maar doorhakken: het begint met een korte solo – één enkele blazer – die de eenzaamheid symboliseert van al die maanden coronastilte en die een verbinding moet leggen met de inzet van de hele kopersectie, waarna het feest losbreekt.” Het was nogal een last-minuteopdracht voor een kort openingsstuk voor de kopersectie met wat percussie, omdat die groep door corona minder te doen heeft in het gereduceerde orkest dat nu op het podium zit. “Het heeft een speelse inslag, een beetje jazzy, dixielandachtig, met de ondertoon van hup, er weer tegenaan, lekker muziek maken. Een feestelijke aftrap, dat is het.’
NRC: Avontuurlijke en scherpe seizoensopening.
In de Rotterdamse Doelen opende het seizoen dit weekend met een avontuurlijk concert door het Rotterdams Philharmonisch Orkest onder leiding van chef-dirigent Lahav Shani.
Ook bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest overheersten afgelopen week opluchting en blijdschap: eindelijk weer liveconcerten, op het podium, voor 'echt' publiek.
Voor de seizoensopening was een in alle opzichten avontuurlijk programma opgetuigd. De jonge componiste Mathilde Wantenaar schreef haar Fanfare to Break the Silencevoor koperensemble (met slagwerker) speciaal voor de gelegenheid. Het bleek een afwisselend werk met twee gezichten. Een indringend, taptoe-achtig solo-lamento loopt over in bigbandachtige collectieve swing. De hoog en wijd uiteen opgestelde blazers waren daarbij in de 'klassieke' passages merkbaar meer in hun element.
Chef-dirigent Lahav Shani, doorgaans niet tuk op praatjes voor de zaal, legde uit waarom het orkest de rest van het programma speelde in een curieuze, cirkelvormige opstelling, de houtblazers met de rug naar het publiek, Shani zelf in het centrum. Argument: in de 1,5-meteropstelling kunnen de musici elkaar zo gewoon het allerbeste horen.
In Bartóks Divertimento(voor strijkorkest) werkte de opzet. De donkere strijkerstimbres waren goed te horen en het feit dat je Shani met zijn explosieve energie ook frontaal kon zien schakelen tussen knarsende uitbundigheid en ultrazacht gespeelde stukjes had zeker meerwaarde.
Ingewikkelder werd de afweging in Sjostakovitsj' Negende, waarvan blazerssoli immers een hoofdingrediënt uitmaken. Op strak orkestspel en Shani's uitstekende leiding viel niets af te dingen, maar een zo prachtige fagotsolo als die van Pieter Nuytten van de rug af moeten beluisteren, dat voelde toch een beetje als coronaknuffelen door een plastic vel.
Mischa Spel, NRC, 7 september 2020.