Octet for strijkers
Viool I, Viool II, Viool III, Viool IV, Altviool I, Altviool II, Cello I, Cello II
15'
Liza Ferschtman, Delft Kamermuziekfestival
Liza Ferschtman, Esther Hope, Ayako Tanaka, Benjamin Marquise Gilmore, Jennifer Stumm, Tomoko Akasaka, Giovanni Gnocchi, István Várdai.
23 mei 2017, Muziekgebouw, Amsterdam
Wantenaar is in dit gezelschap de oudste als het gaat om het schrijven van een octet.
De componiste, die in haar werk de sprookjesachtige romantiek opnieuw lijkt uit te vinden, kreeg twee jaar geleden het verzoek een trio te schrijven voor Liza Ferschtman en haar Delft Chamber Music Festival. Het resultaat, Wiegelied, beviel zo goed dat ze direct uitgedaagd werd een octet voor strijkers te schrijven.
Hoewel de stukken van Wantenaar doorgaans zeer prettig ‘verhalend’ overkomen, zit er volgens de componiste ‘niets buitenmuzikaals’ achter het Octet. ‘Ik heb een chromatisch hoofdthema verzonnen waar het stuk grotendeels op gebouwd is. Het is een modulerend themaatje dat misschein wel doet denken aan Bartóks Music for strings, percussion and celesta. Een andere bouwsteen is een akkoord dat langzaam naar beneden uitwaaiert en opgloeit, in combinatie met een weifelend motief, waar het stuk ook mee eindigt. Daarnaast is er een zoeter, vreugdevol maar misschien ook wel naïef tweede thema, dat constasteert met het chromatische, onheilspellende, dalende hoofdthema.
Behalve Bartók waren ook de strijkkwartetten van Debussy en Ravel inspiratiebronnen voor mij. Op sommige plekken heb ik ook geprobeerd om het grote romantische gebaar te vangen van een uitdeijende harmonie die altijd ergens naar verlangt, maar nooit tot een rustpunt komt. Qua vorm komt het rustig op gang. Op een gegeven moment komt er steeds meer beweging in er wordt het harder en meer gefragmenteerd. De agressie loopt op tot een breekpunt, waarna het eerste thema in zachtere vorm terugkeert en het tweede thema nog een poging doet om op te bloeien, maar op het hoogtepunt bevriest en oplost in het eerste thema, dat vervolgens weer oplost in het uitwaaierende akkoord waarmee het stuk eindigt.’